In een eerdere salon is geconstateerd dat het niveau van de eerste pijler omhoog zou moeten. Dit is ook opgenomen in het verkiezingsprogramma van GroenLinks. De discussie op 27 januari richtte zich specifiek op de tweede pijler. De tweede pijler beoogt het via kapitaaldekking mogelijk te maken dat mensen hun levensstandaard kunnen voortzetten na pensioneren. Een grotere eerste pijler leidt logischerwijs tot een kleinere tweede pijler. Enkele deelnemers aan de discussie zijn van mening dat ook een kleinere tweede pijler wenselijk is, zodat mensen zelf kunnen kiezen of zij meer willen sparen via de derde pijler (aftoppen).
Contractdiscussie: biedt het contract in het regeerakkoord een oplosisng voor de geconstateerde problemen?
Het tweede-pijler- pensioen is een belangrijke arbeidsvoorwaarde. Ook al sparen Nederlanders in internationaal perspectief goed voor hun pensioen. Er is veel discussie over het stelsel doordat indexatie van pensioenen al jarenlang uitblijft en pensioenen mogelijk in 2020/2021 moeten worden gekort. Belangrijke oorzaken zijn de gedaalde rente, de systeemkeuze met betrekking tot discontovoet en de overstap van rekenen met sterftecijfers naar levensverwachting. Het kabinet stelt een nieuw type pensioencontract voor, dat individueler is, maar waarbij wel beperkte risicodeling mogelijk blijft via een buffer. Maar voor welk probleem is het hybride pensioencontract een oplossing? Nu wordt het hybride contract als de oplossing voor de rentegevoeligheid van het huidige contract gepresenteerd. In elk pensioencontract speelt het renterisico echter een rol. Alleen ligt bij een individuele premieregeling het risico volledig op het bord van het individu en is het niet langer de verantwoordelijkheid van het fonds. Vanwege de buffer is het hybride pensioencontract niet transparant en vanwege de beperkte risicodeling kan het contract minder goed pech- en gelukgeneraties voorkomen. Ook is het lastig uit te leggen dat bij een rentedaling een hogere individuele pensioenpot leidt tot een lager pensioen. We moeten het kind niet met het badwater weggooien. Uiteindelijk gaat het om de pensioenuitkering en niet om de omvang van de pot. De deelnemers aan de discussie hebben daarom de voorkeur voor een aanpassing van de huidige uitkeringsovereenkomst. Het doel van de aanpassing is dat voortaan op lange termijn gestuurd wordt op een stabiel en geïndexeerd pensioen. Dit vergt dat de zekerheidsmaat wordt losgelaten.
Geconstateerd wordt dat een minimum dekkingsgraad van 104/105% betekent dat we op de lange termijn vermogen binnen het fonds houden en nooit uitkeren. Vergelijkbaar werkt het voorschrift dat pas boven de 130% volledig indexeren mogelijk is. Er zit dubbele prudentie in het NFTK door de combinatie van deze voorschriften met de heel voorzichtige discontovoet voor de verplichtingen.
Er is discussie over de vraag welke rekenrente zou moeten gelden in dit nieuwe contract. Dezelfde rekenrente als bij de premiestelling of is belangrijker dat beide kanten van de balans op dezelfde wijze gewaardeerd worden en dat verschuivingen tussen generaties vanwege een subjectieve rekenrente voorkomen worden? Een van de deelnemers heeft hiertoe een methode ontwikkeld (het artikel wordt meegestuurd met dit verslag). Voor de stabiliteit van het pensioen is van belang dat schokken afdoende lang gespreid kunnen worden. Er was wel discussie over de vraag of je dan schokken niet doorschuift. In ieder geval is van belang om voorzichtig te waarderen, zodat de kans groter is op een positieve dan een negatieve schok. Actiepunt: Nader inzicht is wenselijk in de kwantificering van een dergelijk contract.
Degressieve opbouw/zware beroepen: We willen een oplossing voor zware beroepen, maar welke?
Enkele deelnemers noemden als belangrijke voordelen van degressieve opbouw dat het goedkoper wordt om eerder uit te treden voor mensen met zware beroepen en dat de subsidies van jong naar oud en van arm naar rijk deels worden opgeheven. Andere deelnemers zien met name nadelen doordat er dan ook grotere pensioengaten ontstaan bij jeugdwerkloosheid. Als zzp’ers ook verplicht gaan pensioensparen, dan is er geen probleem want jongeren worden uiteindelijk oud. Een deelnemer had een alternatief plan, waarbij het werknemersdeel van de pensioenpremie stijgt met de leeftijd. Dit sluit meer aan bij de wensen van mensen omdat zij aan het begin van de loopbaan hoge andere uitgaven hebben en als het pensioen dichterbij komt, zij bereid zijn hier meer voor te sparen. Ook hierop volgde verdere discussie.
Degressieve opbouw kan pas op lange termijn helpen voor zware beroepen. Hetzelfde geldt voor arbeidsmarktbeleid om mensen langer gezond aan het werk te houden. Men is het erover eens dat er ook op korte termijn oplossingen nodig zijn. Als opties zijn besproken om een regeling voor zware beroepen te koppelen aan de WIA-instroom per sector, koppeling AOW-leeftijd aan arbeidsverleden, een fiscale korting voor vroeggepensioneerden met een laag inkomen, afschaffen fiscale boete bij vervroegde uittreding zodat sociale partners zelf passende regelingen kunnen treffen per sector, bevriezen AOW-leeftijd en flexibilisering AOW met inkomensafhankelijke vervroegingsfactoren (icm hogere AOW). Deze oplossingen zijn soms lastig uitvoerbaar, duur, bevoordelen een te brede doelgroep, leiden tot misbruik, etc., maar het is niet acceptabel dat er geen oplossing komt omdat er geen adequate oplossingen voor handen zijn. Optie is om enkele complementaire oplossingen voor te stellen.
Zzp: Waarom bouwen zzp'ers geen pensioen op?
De deelnemers aan de discussie zouden graag zien dat zzp’ers ook verplicht voor pensioen sparen. De discussie richtte zich met name op de manier waarop. Een mogelijkheid is dat opdrachtgevers van zzp’ers pensioenpremie gaan afdragen in de betreffende fondsen. Een alternatief is dat het wettelijk mogelijk wordt gemaakt dat er een APF komt voor zzp’ers, al dan niet met meerdere kringen, zodat mensen die in meerdere sectoren werken zich maar bij 1 fonds hoeven aan te sluiten. Door aan te sluiten bij het box 1 inkomen kunnen dga’s worden uitgesloten. Te denken valt aan een gecombineerd product met arbeidsongeschiktheid, zodat het ook aantrekkelijk wordt voor zzp’ers. Een dergelijk product zou tot een inkomen van bijv. € 40.000 verplicht moeten zijn; zzp’ers met een hoger inkomen kunnen voor het meerdere zelf een regeling treffen.