De rente is negatief, deflatie ligt op de loer en schulden dreigen onbeheersbaar te worden. De ECB tracht economie te steunen door lenen voor bedrijven aantrekkelijk te maken. Het wordt tijd dat we ons realisaren dat het niet mogelijk is deflatie te bestrijden, schulden te beperken én geen monetaire financiering toe te passen. Een systeemcrisis is niet ondenkbaar. Zowel Nederland en Duitsland hebben een enorm overschot op de lopende rekening. De Noord-Europese landen maken nog geen aanstalten om de overschotten te verlagen. Met name Frankrijk loopt duurzaam uit de pas met Duitsland en Nederland. Dit is gevaarlijk omdat binnen de eurozone het aanpassingsmechanisme van devaluatie en revaluatie niet bestaat. Wanneer deze verschillen niet worden opgelost liggen nieuwe en grotere crises als die met Griekenland op de loer. Indien banken in problemen komen kunnen rekeninghouders en overheden worden aangeslagen. Bovendien is het zo dat wanneer de bank nieuwe leningen verstrekt bestaande klanten mede het kredietrisico van de nieuwe lening lopen. Wachten met het in omloop brengen van helikoptergeld tot het moment dat een bankencrisis zich voordoet is gevaarlijk voor het financiële systeem. Het leidt tot slecht voorbereide beslissingen die wel ingrijpend zijn, maar niet democratisch tot stand zijn gekomen. De knelpunten vragen om een verbeterd financieel systeem. Een systeem dat hieraan tegemoet komt is het Chicago Plan. Het voorstel dat ik beschrijf in dit artikel lijkt daar erg op. Het is aangepast op de situatie in de eurozone.
Na de kredietcrisis wordt volop gedacht over de rol van banken in de maatschappij. Recent zijn de rentes negatief zijn geworden en de mogelijkheden om deflatie te voorkomen lijken te zijn uitgeput. Lage rentes lokken improductieve investeringen uit waardoor de kans op onhoudbare schulden in de toekomst toeneemt. We willen het financiële systeem in ieder geval veiliger maken. En waarom zouden we de kans niet aangrijpen om het hele systeem dienstbaarder en duurzamer te maken?
In dit artikel bespreek ik eerst geld en geldschepping. Daarna ga ik in op de knelpunten in ons financiële systeem met daarbij aandacht voor de wijze waarop inflatie wordt gestuurd, de houdbaarheid van leningen, de risico’s met betrekking tot de houdbaarheid van leningen en waar deze risico’s neerslaan. Vervolgens bespreek ik de uitgangspunten waaraan een verbeterd financieel systeem moet voldoen. De verbeteringen kunnen worden gerealiseerd door een gemodificeerde versie van het Chicago Plan dat is gemaakt door een aantal economen uit Chicago in de jaren dertig van de vorige eeuw in de tijd van de grote depressie met omvallende banken. Na de kredietcrisis is het Chicago Plan door (Benes & Kumhof, 2013) opnieuw onderzocht en dat geeft ons inzicht in de impact van full reserve banking op de economie. In dit artikel presenteer ik een voor de huidige situatie in de eurozone aangepaste versie van het Chicagoplan.
Geld en geldscheppingGeld komt voor als chartaal geld, of als geld op bankrekeningen. Het geld in de laatste categorie is een schuld van de bank aan rekeninghouders. Geld is tegenwoordig fiat geld. Het ontleent zijn waarde aan het vertrouwen dat men er goederen en diensten mee kunnen kopen en het heeft geen intrinsieke waarde.
Vaak wordt gedacht dat de centrale banken geld in omloop brengen omdat zij geld kunnen drukken. Het grootste deel van de geldschepping vindt echter plaats doordat banken geld uitlenen. Het geld wordt voor vernietigd bij het aflossen van de lening. Bij het verstrekken van een lening wordt aan de actief kant van de balans het bedrag van de lening geboekt. Tegelijk wordt aan de passief kant een rekening met hetzelfde bedrag geboekt waardoor het eigen vermogen niet verandert. In (Cliffe & Brosens, 2014) wordt uitgelegd dat banken weliswaar geld scheppen, maar dat zij toch moeten funden. Daarom spreken zij van een geldscheppingsparadox. Dit is een goed artikel om te lezen.
Hier volgt een voorbeeld van het scheppen van geld door het verstrekken van een lening. Om het voorbeeld eenvoudig te houden gaan we er van uit dat er geen reserves aangehouden hoeven te worden. In de startsituatie heeft de bank al € 1.000 aan leningen op de actief kant van de balans en € 1.000 spaargeld aan de passief kant van de balans. Stel dat een bank een nieuwe lening uitschrijft van € 1.000 dan ziet de bankbalans er voor – en na het verstrekken van de lening als volgt uit:
Bankbalans voor nieuwe lening
Activa
Passiva
Leningen aan klanten
1.000
Betaalrekeningen
0
Spaarrekeningen
1.000
Bankbalans na nieuwe lening
Activa
Passiva
Leningen aan klanten
2.000
Betaalrekeningen
1.000
Spaarrekeningen
1.000
Banken kunnen wel geld scheppen, maar dat is geld van rekeninghouders. Hoewel (Cliffe & Brosens, 2014) stellen dat banken leningen moeten funden ligt dit iets subtieler. Niemand hoeft af te zien van koopkracht ter hoogte van de hoofdsom van de lening. Banken moeten zorgen dat de verhouding tussen de instroom van de funding en de uitstroom in balans zijn. Indien een klant geld leent om een winkelier te betalen die een rekening heeft bij dezelfde bank houdt het saldo in eerste instantie binnen de bank, maar wanneer de rentetarieven voor spaarrekeningen te laag zijn, zal de bank funding verliezen. De bank betaalt dus wel rente voor funding, maar de hoofdsom hoeft niet te worden opgehaald. Deze wordt gecreëerd als nieuw geld. Op macroniveau is dit makkelijk in te zien. Stel dat er maar één bank is, dan hoeft de hoeft de hoofdsom niet te worden opgehaald. Uiteraard is het wel mogelijk om een lening te financieren door nieuw spaargeld aan te trekken. Voor zover de bank dat doet, is er geen sprake van het creëren van nieuw geld. In marktwaardetermen creëren banken wel waarde voor zichzelf, zoals ieder ander bedrijf, mits de business case goed is. Doordat banken voor leningen aan klanten de boekwaarde gelijkstellen aan de amortisatiewaarde wordt de winst bij het verkopen van een nieuwe leningen niet ineens genomen bij het verkopen van deze lening, maar wordt deze uitgesmeerd over de looptijd.
Conclusie 1: Banken kunnen wel geld scheppen, maar dat is geld van rekeninghouders. Banken hoeven de hoofdsom van een lening niet te funden, maar zij moeten wel de rente betalen die hoort bij de funding. Voor zover de hoofdsom niet wordt gefund met aangetrokken spaargeld, wordt geld gecreëerd door de bank.
In het bovenstaande voorbeeld is nog geen rekening gehouden met de reserveverplichting van banken. Deze wordt toegelicht in het onderstaand kader.
Reserveverplichting
Banken zijn volgens Basel III verplicht 3% van de Betaalrekeningen voor particulieren aan te houden in veilige en liquide beleggingen. Dit percentage mag worden verminderd met de verwachte instroom waarbij de instroom de verwachte uitstroom voor maximaal 75% mag compenseren. Daarom wordt het aan te houden percentage niet lager dan 0,75%. De reserve mag bestaan uit verschillende soorten assets die worden aangeduid als level 1, 2a en 2b. Maximaal 40 % van de reserve mag bestaan uit level 2 assets en maximaal 15% mag bestaan uit level 2b assets. Level 1 assets zijn centrale bank reserves en risicovrij geachte staatsleningen. Level 2a assets zijn goed verhandelbare leningen met minimaal een AA- rating of leningen met een overheidsgarantie. Hierop wordt voor de berekening van de liquiditeitsbuffer een korting van 15% toegepast. Level 2b assets zijn Residential Mortgage Backed Securities (RMBS) met minimaal een AA-rating waarop een korting van 25% wordt toegepast of bedrijfsobligaties waarop een korting van 50% wordt toegepast of aandelen waarop een korting van 50% wordt toegepast.
De bovenstaande verplichting wordt gefaseerd ingevoerd. Als overgangsmaatregel wordt op deze minimaal vereiste buffer een factor toegepast. In 2015 is deze factor 0,6 en deze gaat jaarlijks in stappen van 0,1 omhoog naar 1.
Hiernaast geldt een eis van de ECB voor het aanhouden van een reserve van 1% van de deposito’s bij de ECB.
Het geld dat is gecreëerd zoals hierboven beschreven wordt ook wel destructable money of schuldgeld genoemd. Geld hoeft niet als schuld te ontstaan. Geld kan ook in omloop komen zonder schuld bijvoorbeeld doordat de centrale bank contant geld in omloop brengt. In dat geval is er sprake van indestructable money of schuldvrij geld. Bovendien kan schuldgeld omgezet in schuldvrij geld doordat de ECB een lening kwijtscheldt. Om mee te tellen als geld in omloop moet het niet in bezit zijn van een bank of een overheid. Nieuw indesctructable money of schuldvrij geld kan tot op zekere hoogte vergeleken worden met een nieuw uitgegeven aandeel, terwijl destructable money of schuldgeld overeenkomsten heeft met een tijdelijke verwatering van aandelen. Indien de economie floreert is dit goed voor de waarde van de munt. Verder gaat de vergelijking niet op. Geld circuleert en het is geen aandeel. Voor een uitgebreide behandeling van de rol van het geldwezen verwijs ik naar academische literatuur zoals bijvoorbeeld (Korteweg & Keesing, 1967).
KnelpuntenSturen inflatie
De expliciete doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB) is prijsstabiliteit. Prijsstabiliteit is geoperationaliseerd als “op de middellange termijn sprake is van inflatie van onder, maar nabij de 2%”. De ECB stuurt de inflatie met de basisherfinancieringsrente (het tarief voor de korte rente dat banken moeten betalen voor het lenen bij de ECB) en de depositorente (het tarief dat banken ontvangen voor het stallen van geld bij de ECB). Op het moment dat dit artikel wordt geschreven, 8 mei 2016, is de basisherfinancieringsrente 0,00% en de depositorente -0,40%. De inflatie in de eurozone op jaarbasis, vergeleken zet dezelfde maand een jaar eerder, de Harmonised Index of Consumer Prices (HICP), in maart 2016 was -0,050% (in februari 2016 was de inflatie -0,151%). De mogelijkheden voor renteverlaging zijn praktisch gesproken uitgeput terwijl de inflatie nog steeds te laag is.
Door de geldhoeveelheid te vergroten zou de inflatie kunnen worden verhoogd, maar de ECB stuurt de geldhoeveelheid alleen indirect met de rente. Monetaire financiering is verboden. Het zou voor de ECB wel mogelijk zijn een plafond te stellen aan de geldschepping via reserveverplichtingen. Zoals eerder besproken bestaat er een reserveverplichting voor de banken. Daarbij kan het volgende worden opgemerkt:
-
De verplicht aan te houden reserve is procentueel klein.
-
Bij de ECB moet een reserve van 1% worden aangehouden
-
De Basel III reserve mag bestaan uit leningen.
Hiermee wordt de geldhoeveelheid dus niet gestuurd. De ECB treedt faciliterend op. Wanneer een bank solvabel is en liquiditeit nodig heeft wordt liquiditeit ter beschikking gesteld. De geldhoeveelheid wordt niet door de ECB begrensd. Via de reserves is het ook niet mogelijk de geldhoeveelheid te vergroten indien er onvoldoende vraag is naar leningen.
Vanwege de huidige bijzondere omstandigheden probeert de ECB met quantative easening (QE) de hoeveelheid geld in omloop te vergroten. De ECB koopt op de secundaire markt obligaties op. Tot nu toe is het effect op de inflatie beperkt. Een gevolg van de opkoopoperaties is wel dat de lange rente erg laag is geworden. De rente voor 10-jaars staatleningen is nu nog slechts 0,4%. Indirect hebben de lage rentes ook gevolgen voor aandelenkoersen. Omdat het lenen van geld goedkoper is geworden, renderen investeringen beter.
Redenen die aangewezen kunnen worden voor het beperkte effect op de reële economie zijn:
-
Het is niet duidelijk hoelang de QE-programma’s zullen duren. Indien de opgekochte leningen aflopen worden dan nieuwe leningen opgekocht door de ECB?
-
Zolang er onvoldoende vraag is naar producten, zijn bedrijven terughoudend om extra investeringen te doen.
De ECB heeft een nieuwe zogenaamde LTRO (Long Term Refinancing Operation) gestart. Banken kunnen daardoor goedkoop geld lenen bij de ECB, mits ze dat als krediet uitzetten bij bedrijven. De belangstelling voor dit programma is bescheiden.
Conclusie 2: De ECB tracht lenen voor bedrijven aantrekkelijker te maken en zodoende de economie te stimuleren.
De huidige situatie is mede onplezierig omdat een lage korte - en lange rente ook minder productieve investeringen uitlokken wat op lange termijn slecht uitpakt voor de ontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (BBP).
Conclusie: 3 Investeringen die alleen mogelijk zijn met de huidige lage rente, zijn ook minder productief.
Houdbaarheid leningen
Niet alleen op microniveau, maar ook op macroniveau is het belangrijk dat investeringen die gefinancierd zijn met leningen kunnen worden terugverdiend. In het verdrag van Maastricht zijn voor overheden afspraken gemaakt om de schulden als percentage van de staatschuld te begrenzen. De staatsschuld zou niet hoger mogen zijn dan 60% van het BBP. Bovendien zou het begrotingstekort niet groter mogen zijn dan 3%. Rekening houdend met 2% inflatie blijft de staatschuld met dat begrotingstekort op 60% van het BBP. Met de schulden uit de private sector werd geen rekening gehouden. Helaas bleken deze schulden tijdens de kredietcrisis in Ierland en Spanje wel van groot belang. Doordat veel verliezen moesten worden genomen op kredieten uit de private sector, kwamen banken in problemen. Omdat deze banken systeemrelevant bleken te zijn moesten zij worden gered door de Ierse en Spaanse overheden. Deze overheden hadden geen grote schulden, maar door de probleemkredieten uit de private sector kwamen deze overheden zelf in moeilijkheden. Het omgekeerde is ook mogelijk. Wanneer overheden hebben geleend bij banken, kunnen deze banken in problemen komen wanneer de overheden in gebreke blijven.
Per saldo moet worden geconcludeerd dat alle schulden, zowel in de publieke sector als in de private sector, in een redelijke verhouding moeten blijven staan tot het BBP.
Conclusie 4: Zowel schulden van overheden als schulden in de private sector moeten in een redelijke verhouding blijven staan met het BBP.
Ten opzichte van de situatie waaronder het verdrag van Maastricht tot stand is gekomen, zijn de staatsschulden toegenomen. De inflatie is gedaald naar nul. Door de lage rente worden de huidige schulden nog als houdbaar ervaren. Indien de rente stijgt zullen veel schulden onhoudbaar worden.
Terugkijkend naar de vorige paragraaf kunnen we het volgende concluderen.
Conclusie 5: Het is niet mogelijk tegelijk schulden te beperken, deflatie te voorkomen én geen monetaire financiering toe te passen.
Waar slaan risico’s neer?
In de onderstaande tabel laat ik een vereenvoudigde balans zien van een bank.
Commerciële bank
Activa
Passiva
Geldmiddelen
10
Betaalrekeningen
30
Nederlandse staatsobligaties
10
Spaarrekeningen
120
Andere staatsobligaties
20
Overige schulden
90
Overige obligaties
60
Achtergestelde schulden
10
Leningen klanten
160
Eigen vermogen
10
Tabel 1 Balans van een voorbeeldbank.
De getallen zijn fictief. Voor een bank zijn er twee grote risico’s. Het eerste risico is het risico dat leningen aan klanten minder waard kunnen worden (kredietrisico). Het tweede risico is het renterisico. Er is sprake van renterisico indien de duration (rentegevoeligheid) van de passiva korter is dan de duur van de activa. Bij een rentestijging gaat de waarde van de passiva dan minder snel omlaag dan de waarde van de activa. Er resteert dan een rentegevoeligheid (duration) van het eigen vermogen. De omgekeerde situatie waarbij de duration van de passiva langer is dan de duration van de activa is mogelijk, maar niet waarschijnlijk bij een bank. Uit het jaarverslag van de ABNAMRO-bank 2015 blijkt dat de duration van het eigen vermogen 3,6 is. Dat betekent dat het eigen vermogen 3,6% daalt indien de rente 1% stijgt. Voor de Rabobank is de duration van het eigen vermogen ultimo 2015 gelijk aan 2,4.
De duration van de assets is niet vermeld in de jaarverslagen. Hierdoor is het niet mogelijk de gevoeligheid vast te stellen voor een verandering van de kredietopslag in de rente. Toch is het wel mogelijk een ruwe schatting te maken. De duration van de passiva mag dan wel kleiner zijn dan de duration van de activa, toch is deze zeker groter dan nul. Dus de duration van de activa is groter dan de duration van het eigen vermogen. De duration van de activa zal daarmee in de orde van 5 liggen. Indien de kredietopslag voor alle activa met 1% stijgt, neemt het eigen vermogen met 5% af.
Waar risico’s in normale tijden redelijk onafhankelijk zijn en zich goed laten diversificeren, blijken risico’s tijdens een crisis, zoals de kredietcrisis, sterk afhankelijk van elkaar te zijn en zich tegelijk te manifesteren.
Een systeemcrisis is niet ondenkbaar. Zowel Nederland en Duitsland hebben een enorm overschot op de lopende rekening. De Noord-Europese landen maken nog geen aanstalten om de overschotten te verlagen. Met name Frankrijk loopt duurzaam uit de pas met Duitsland en Nederland. Dit is gevaarlijk omdat binnen de eurozone het aanpassingsmechanisme van devaluatie en revaluatie niet bestaat. Wanneer deze verschillen niet worden opgelost liggen nieuwe en grotere crises als die met Griekenland op de loer.
Al met al zijn de risico’s in vergelijking met de leverage ratios1 in Tabel 2 aanzienlijk. Wanneer het eigen vermogen negatief is geworden, worden eerst de achtergestelde schulden aangesproken. Daarna komen obligatiehouders aan de beurt. Met ingang van 2016 geldt een bail in regel, waarbij rekeninghouders mee moeten betalen indien 8% van het balanstotaal is aangesproken. Het is heel moeilijk te voorspellen welke dynamiek op zal treden indien het eigen vermogen van een grote bank negatief wordt. Een run op de bank en een grote verdere waardedaling van leningen ligt voor de hand.
Naast de bail in is het Europese depositogarantiestelsel voorgesteld om het bankensysteem veiliger te maken. Het depositogarantiefonds wordt grotendeels ex post gefinancierd. Sinds 2013 wordt in vijftien jaar tijd een fonds opgebouwd met een omvang van 1% van de gedekte deposito’s. Gelet op de beperkte omvang zal het weinig soelaas bieden tijdens een systeemcrisis wanneer het al wordt ingevoerd.
Banken gebruiken weliswaar kapitaalmodellen voor het vaststellen van benodigde buffers, maar die hebben enkele tekortkomingen:
-
korte horizon (1 jaar);
-
het effect van diversificatie onder stress scenario’s is moeilijk modelleerbaar;
-
de modellen houden onvoldoende rekening met politieke economische ontwikkelingen.
Daarnaast doen banken zelf scenario analyses en laat ook de Europese Banken Autoriteit (EBA) stress testen uitvoeren. Vanwege de bijzondere situatie waarin de financiële zich momenteel bevindt zijn recente de stress test vaak snel achterhaald door de praktijk. Zo is SNS in juli 2011 geslaagd voor de stress test van de EBA terwijl de bank in februari 2013 ten onder ging en werd overgenomen door de Nederlandse staat.
Conclusie 6: In een systeemcrisis manifesteren risico’s die zich normaal goed laten diversificeren zich tegelijk. Een bankencrisis is dan denkbaar.
Uit het bovenstaande blijkt dat rekeninghouders kunnen worden aangeslagen indien een bank in problemen komt. Wanneer de bank nieuwe leningen verstrekt lopen bestaande klanten mede het kredietrisico van de nieuwe lening.
Conclusie 7: In het systeem van fractional reserve banking lopen klanten met een bestaande Betaalrekening of spaarrekening waarvan de rente vast kan liggen kredietrisico voor nieuwe leningen.
Financieringsgat
Wanneer bij banken voor de oude dag wordt gespaard, kunnen deze besparingen dienen als lange termijn funding voor hypotheken. In Nederland wordt vooral via pensioenfondsen en in mindere mate via verzekeraars voor pensioen gespaard. Hierdoor zijn banken voor het funden van leningen in Nederland meer dan gemiddeld afhankelijk van de kapitaalmarkt. Er wordt ook wel gesproken over het financieringsgat. De DNB heeft becijferd dat er eind 2012 ongeveer € 100 miljard spaargeld te kort was.
Voorstel verbeterd systeemUitgangspunten
Een goed financieel systeem voldoet aan de volgende principes die ik hierna uitwerk:
-
Dienstbaar
-
Duurzaam
Dienstbaar
Burgers horen vertrouwen te hebben in het geld. Inflatie moet daarom worden beheerst. Tegelijk moet een munt ook weer niet te hard zijn. Indien de productiviteit van een land of een gebied achterblijft past een minder harde munt. Geld heeft ook een belangrijke functie als oppotmiddel waarbij consumptie kan worden uitgesteld, bijvoorbeeld voor pensioen. Tevens maakt geld het mogelijk te lenen waardoor een investering of vervroegde consumptie mogelijk zijn. Het financieel systeem moet zodanig ontworpen zijn dat maatschappelijk gewenste investeringen mogelijk zijn. Heel belangrijk bij het proces van lenen en sparen is het dat duidelijk is welke risico’s zijn verbonden aan een lening en welke risico’s spaarders lopen.
Duurzaam
Het financiële systeem moet duurzaam zijn. Voor de korte termijn moet het robuust zijn en niet gevoelig voor systeemrisico. Tevens moeten voor de korte termijn ‘boom bust cycles’ worden beperkt. Voor de lange termijn is het belangrijk dat het financiële systeem maatschappelijke ongelijkheid en ongewenste machtsconcentraties voorkomt.
Praktisch gesproken verdienen twee onderwerpen het meeste aandacht.
-
Het verbod op monetaire financiering
-
De verdeling van het kredietrisico
Eerder in dit artikel heb ik beargumenteerd dat het niet mogelijk is tegelijk schulden te beperken, deflatie te voorkomen én geen monetaire financiering toe te passen. Met het oog op duurzaamheid is het gewenst dat zowel publieke als private schulden niet te veel toenemen in verhouding tot het BBP. Tegelijk willen we, gelet op de beoogde dienstbaarheid van het financiële systeem, deflatie en onderbesteding voorkomen. Dit dilemma kan worden opgelost door monetaire financiering toe te staan. Met het oog op duurzaamheid moet worden voorkomen dat schulden onhoudbaar worden. Verder is het zowel met het oog op dienstbaarheid als met het oog op duurzaamheid van belang dat iedereen die wil sparen of investeren duidelijk kan kiezen hoeveel risico hij wil accepteren en welke afspraken over rendement daar tegenover staan voordat hij of zij deze investering doet. In het huidige systeem is het zo dat het risico dat gepaard gaat met nieuwe bankleningen niet alleen risico met zich meebrengt voor aandeelhouders van de bank en diegenen die een achtergestelde lening hebben verstrekt. Ook klanten met een bestaande bankrekening en de overheid lopen risico. Verder is het, met het oog op duurzaamheid van belang dat boom bust cycles waar mogelijk verminderd worden. Het is zaak om deze punten gestructureerd aan te pakken. Wachten met het in omloop brengen van helikoptergeld tot het moment dat een bankencrisis zich voordoet is gevaarlijk voor het financiële systeem. Het leidt tot slecht voorbereide beslissingen die wel ingrijpend zijn, maar niet democratisch tot stand zijn gekomen. Monetaire financiering moet goed worden ingebed in de opdracht aan de ECB en het beleid van de ECB. Een systeem dat hieraan tegemoet komt is het Chicago Plan. Mijn voorstel lijkt daar erg op. Het is toegepast op de situatie in de eurozone.
Full reserve banking
In deze paragraaf laat ik zien hoe banken in de EU, in dit voorbeeld een Nederlandse bank, over kan gaan naar full reserve banking.
Het systeem is zodanig opgezet dat een rekeninghouder kan kiezen voor een betaalrekening waaraan geen risico is verbonden en een rekening waarop wel risico wordt gelopen. Beide typen rekeningen worden ondergebracht in verschillende juridische entiteiten. Tegenover een rekening van het eerste type wordt een reserve bij de ECB aangehouden. De rente op deze rekening kan niet hoger zijn dan het tarief dat de ECB daarop vergoed minus de kosten. Als alternatief kan de klant kiezen voor een rekening van het tweede type waarop een hogere rente wordt vergoed. Tegenover deze rekening staan leningen met een risico. Dit risico komt uiteindelijk ook bij de klant van de bank.
Commerciële bank voor transitie
Activa
Passiva
Geldmiddelen
10
Betaalrekeningen
30
Nederlandse staatsobligaties
10
Spaarrekeningen
120
Andere staatsobligaties
20
Overige schulden
90
Overige obligaties
60
Achtergestelde schulden
10
Leningen klanten
160
Eigen vermogen
10
Overheid voor transitie
Activa
Passiva
Overige activa
20
Schulden
20
Na transitie moeten de banken een reserve bij de ECB aanhouden tegenover de betaalrekeningen. Voor zover de geldmiddelen niet toereikend zijn kunnen zij geld lenen van de overheid. De overheden ontvangen dit geld van de ECB in de vorm van een lening. De hoeveelheid geld in omloop verandert niet omdat banken een reserve ter hoogte van de ontvangen lening aan moeten houden.
ECB na verstrekken lening aan Nederlandse overheid
Activa
Passiva
Lening overheid
20
Rekening overheid
20
Nederlandse overheid na lening ECB
Activa
Passiva
Geldmiddelen
20
Schuld bij ECB
20
Overige activa
30
Overige schulden
30
In de volgende stap wordt het bij de ECB geleende bedrag aan de commerciële bank uitgeleend die er een, verplicht aan te houden, reserve mee aanhoudt.
Commerciële bank na ontvangen lening van overheid
Activa
Passiva
Geldmiddelen (reserve)
30
Betaalrekeningen
30
Nederlandse staatsobligaties
10
Spaarrekeningen
120
Andere staatsobligaties
20
Overige schulden
90
Overige obligaties
60
Achtergestelde schulden
10
Leningen klanten
160
Lening van overheid
20
Eigen vermogen
10
De bank wordt gesplitst in een geldbank zonder risico en een beleggingsbank met risico. Hierbij moeten de vermogens gescheiden zijn. Beide ondernemingen kunnen desgewenst wel onder hetzelfde label opereren zolang het voor de klant maar duidelijk is of zij hun geld toevertrouwen aan een betaalrekening zonder risico of een beleggingsrekening met risico.
Geldbank na transitie
Activa
Passiva
Geldmiddelen (reserve)
30
Betaalrekeningen
30
Beleggingsbank na transitie
Activa
Passiva
Nederlandse staatsobligaties
10
Spaarrekeningen
120
Andere staatsobligaties
20
Overige schulden
90
Overige obligaties
60
Achtergestelde schulden
10
Leningen klanten
160
Lening van overheid
20
Eigen vermogen
10
Beleggingsbank na salderen staatleningen
Activa
Passiva
Nederlandse staatsobligaties
0
Spaarrekeningen
120
Andere staatsobligaties
20
Overige schulden
90
Overige obligaties
60
Achtergestelde schulden
10
Leningen klanten
160
Lening van overheid
10
Eigen vermogen
10
Merk op dat het voor de transitie zo was dat indien de bank in problemen zou komen eerst de aandeelhouders, daarna obligatiehouders en vervolgens ook vanwege de bail in rekeninghouders werden aangeslagen. Dat kan gaan om betaalrekeningen of om spaarrekeningen. Na de transitie is het risico voor de betaalrekening in de afgescheiden geldbank nihil, maar in de beleggingsbank niet.
Verder lopen de overheden na de transitie nog kredietrisico op de uitstaande leningen.
In het Chicago Plan is aan het overgangsproces een debt jubilee opgenomen waarmee burgers een deel van de schulden kwijtgescholden krijgen. Hoewel het kwijtschelden van schulden heel goed passend kan zijn, verdient dat onderwerp een zorgvuldige aanpak. Ik heb het hier weggelaten.
Welke spaarrekeningen zijn mogelijk?
Ik stel voor drie types spaarrekeningen te introduceren:
-
De rekeninghouder krijgt een afgesproken rente.
-
De rekeninghouder deelt in een deel van de resultaten van de bank.
-
De rekeninghouder draagt het risico van een specifieke lening.
Voor rekeningen van het laatste type is de wijze waarop het risico van een lening wordt toebedeeld helemaal duidelijk, maar tegelijk zou het niet flexibel zijn wanneer voor iedere kleine lening een spaarder zou moeten worden gezocht. Daarom ligt het voor de hand om ook andere rekeningtypes te introduceren. Het tweede rekeningtype laat rekeninghouders delen in het resultaat van de bank op een pakket leningen. Om een goede afstemming te bereiken tussen de aflossingen van leningen en het opnemen van spaargeld moeten de einddata op elkaar worden afgestemd en kan spaargeld niet zomaar op ieder moment worden opgenomen. Bovendien moeten winsten en verliezen via een af te spreken formule worden gedeeld via een aanpassing in de rente of de hoofdsom. Bij rekeningen van het eerste type loopt de bank zelf het kredietrisico op de leningen die aan de andere kant van de balans tegenover deze spaarrekeningen staan. Om dit risico te kunnen beheersen is het noodzakelijk dat een vaste einddatum voor de spaarrekening wordt afgesproken. De bank moet voor dat soort spaarrekeningen een solvabiliteitsbuffer aanhouden.
Inflatie
Het Chicago Plan kent geen inflatie. De rente op centralebanktegoeden is in het Chicago Plan nul. Deze onderdelen zou ik in samenhang aan willen passen. De inflatie moet in een verbeterd systeem licht positief zijn en passend bij de productiviteitsontwikkeling van de eurozone. Daartoe wordt de geldgroei aangepast en de rente op centrale bank tegoeden die in het Chicago Plan nul is, wordt gelijkgesteld aan de na te streven inflatie.
Rol ECB
In het systeem van full reserve banking komt geld niet meer in omloop door het verstrekken van nieuwe leningen. Het moet door de centrale bank worden gecreëerd. Zoals hiervoor gesteld is het inflatiedoel: licht positief en passend bij de productiviteitsontwikkeling van de eurozone.
De ECB brengt hiertoe indestructable money in omloop dat verdeeld wordt onder overheden in de eurozone naar rato van het BBP. De rente op centrale bank tegoeden wordt gelijkgesteld aan de na te streven inflatie. Het is aan de democratisch gekozen overheden om te besluiten wat zij met het geld doen. Zij kunnen schulden aflossen, bestedingen stimuleren of belastingen verlagen.
Alternatieven
Positive Money
In de UK hebben Positive Money en de New Economics Foundation (NEF) een voorstel gedaan voor full reserve banking. In dat voorstel bankieren de klanten van de geldbank bij de centrale bank waarbij de voormalige commerciële bank alleen de administratie verzorgt. Ook aanbod van spaargeld en leningen wordt één op één aan elkaar gekoppeld zonder dat de bank daar een risico in neemt.
Met dit voorstel worden restrisico’s verder uitgebannen. Het nadeel van dit systeem is dat vraag en aanbod moeilijker bij elkaar kunnen worden gebracht. Bovendien moeten de administratieve systemen van de bestaande banken en de ECB worden aangepast.
Het systeem van sparen en lenen is heel transparant en veilig, maar omdat vraag en aanbod moeilijk bij elkaar gebracht kunnen worden zie ik het niet als verbetering van het Chicago Plan.
Varianten op Chicago Plan
Soms wordt gesteld dat in onder full reserve banking te weinig funding beschikbaar kan zijn voor leningen omdat geld door commerciële banken niet meer automatisch kan worden gecreëerd. Een serieus onderzoek ligt niet ten grondslag aan deze bewering. Een mogelijkheid zou zijn om banken, net als in het voorgestelde systeem voor de overgang, geld te laten lenen bij overheden die dat weer lenen bij de ECB. Het is de vraag of dit een oplossing voor een werkelijk bestaand probleem is. (Benes & Kumhof, 2013) hebben laten zien dat een economie zich juist gunstig ontwikkelt na de introductie van full reserve banking. Verder nemen de overheden hiermee kredietrisico van nieuwe leningen op zich terwijl dit juist iets is wat zo snel mogelijk moet worden uitgebannen.
Andere maatregelen
Zoals eerder gesteld zijn Nederlandse banken voor funding extra afhankelijk van de kapitaalmarkt omdat Nederlanders voor hun pensioen sparen bij pensioenfondsen en verzekeraars.
Deze onbalans kan worden aangepakt door te bevorderen dat pensioenfondsen een bankvergunning aanvragen en direct geld uitlenen. Daarnaast zou het helpen wanneer meer voor pensioen wordt gespaard via banken. Verder kan een maatregel zoals het toestaan dat hypotheken worden afgelost met pensioengeld helpen tegen deze onbalans.
Impact full reserve banking
De impact full reserve banking is door (Benes & Kumhof, 2013) onderzocht. Uit hun onderzoek bleek dat business cycles beter onder controle waren en er niet opeens grote toenames en afnames van bankkredieten kunnen ontstaan. Bank runs zijn uitgesloten. Publieke schulden en private schulden nemen sterk af.
Tot voor kort was het ondenkbaar dat de nominale rente negatief zou kunnen. De inflatie kon altijd worden verhoogd door de rente te verlagen. Onder de huidige omstandigheden is dat niet meer zo. De mogelijkheid om altijd de inflatie te kunnen sturen is daarom een belangrijke extra winst. Verder geldt dat spaarders of investeerders onder full reserve beter weten welk risico zij lopen bij een lopende rekening of een spaar of beleggingsrekening.
Literatuur
Benes, J., & Kumhof, M. (2013). The Chicagoplan Revisited. IMF.
Bokma, P. e. (2015). BURGERINITIATIEF ONS GELD.
Cliffe, M., & Brosens, T. (2014). De Geldscheppingsparadox.
Dixhoorn, C. (2013). Full Reserve Banking. Sustainable Finance Lab.
Jackson, A., & Dyson, B. (2012). Modernising Money.
Korteweg, S., & Keesing, F. (1967). Het Moderne Geldwezen.
Polk, D. (2013). Basel Committee Revises Basel III Liquidity Coverage Ratio.
1 Leverage ratio = eigen vermogen / totale balanswaarde