Economische politiek vergt heldere en gefundeerde uitgangspunten. Deze scheppen duidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden van de overheid, de te realiseren doelen en de te kiezen middelen. Voor GroenLinks geldt dat de centrale waarden – duurzaamheid, solidariteit en vrijzinnigheid – daarin duidelijk herkenbaar zullen moeten zijn.
Zo'n uitgangspunt is de visie op economie die uitgaat van een breed welvaartsbegrip. De economie is gericht op de bevrediging van behoeften door aanwending van schaarse middelen. Hoe meer en hoe (kwalitatief) beter je de behoeften kunt bevredigen, hoe hoger de welvaart. Het gaat uiteraard om de welvaart per hoofd van de bevolking, niet om louter volumegroei van een nationale economie. Daarbij moeten alle behoeften in de afweging worden meegenomen – ook de immateriële, die niet op de markt verhandeld worden – en de gehele schaarste, ook die niet in de prijs tot uitdrukking komt. En we kijken daarbij niet alleen naar het nu maar ook naar de toekomst.
De behoeften omvatten naast materiële zaken (producten, dingen) veel niet-materiële zaken zoals de diensten waar we gebruik van maken en alle mogelijke vormen van plezierige tijdsbestedingen. Sommige goederen of diensten kopen we op de markt, andere worden zonder handelsoogmerk door individuen of overheid geleverd, en weer andere staan ons gewoon ter beschikking. In een breed welvaartsbegrip spelen, naast materiële goederen, onderwerpen als gezondheid, opleiding, participatie in sociaal en maatschappelijk leven, veiligheid, en leefomgeving, zoals natuur & en milieu een rol.
De spelregels van een dergelijke economische politiek waarborgen dat:
● We geen roofbouw meer plegen op onze ‘economische, ecologische en sociale kapitaalgoederenvoorraad’, zodat volgende generaties eenzelfde welvaartsniveau kunnen bereiken als de huidige. Let op: eenzelfde welvaartsniveau betekent dat niet hetzelfde welvaartsniveau.
● Alle leden van de samenleving gelijke kansen hebben om tot ontplooiing te kunnen komen (vrij zijn om) en de gerealiseerde welvaartsverschillen in de samenleving binnen moreel acceptabele grenzen blijven.
● Voor ieder individu vrijheid van denken en handelen geldt, zonder druk van andere individuen, instituties of publieke opinie (vrij zijn van); dit onder de voorwaarde dat anderen niet wezenlijk geschaad worden (het schadebeginsel).
De overheid moet met name eerlijkheid, rechtvaardigheid en veiligheid in het onderlinge verkeer van de samenleving waarborgen. Daartoe heeft zij in de eerste plaats een ordenende rol, maar zij moet, indien nodig, ook zelf sturend of initiërend handelen. Dit laatste speelt met name in gevallen waarin andere partijen zoals burgers, bedrijven of andere instellingen niet de noodzakelijke activiteiten oppakken, als er sprake is van machtsmisbruik of als anderszins waardoor de eerlijkheid, rechtvaardigheid en/of veiligheid in gevaar komen.
Stellingen
De uitgangspunten die in dit betoog van naar voren komen, leiden tot de volgende stellingen:
● Consumptie van huishoudens in de betekenis van besteding van inkomen en tijd, bepaalt de welvaart en is doel van economische politiek. Hierbij is een eerlijke verdeling geboden. Dit consumeren moet in lijn zijn met de wensen van de individuen onder de voorwaarde dat het anderen in heden en toekomst niet schaadt. Het omvat meer dan alleen op de markt verhandelde materiële goederen en diensten. Niet consuminderen maar aanpassing van het consumptiepatroon moet worden bepleit.
● Ook de participatie in het arbeidsproces met werktijden die overeenkomen met de wensen van het individu is een belangrijke doelstelling van economische politiek. Hierbij is aandacht voor de relevante deelgroepen geboden.
● Niet het bruto maar het duurzaam netto nationaal inkomen is de variabele waar het beleid zich op moet richten: de kosten vanwege het herstel van negatieve externe effecten moeten meewegen. Het is zaak dat deze kosten goed bij de juiste verbruiker in rekening worden gebracht. Niet een nulgroei maar een selectieve groei moet worden nagestreefd.
● De vrijheid om schadevrij te produceren en te distribueren is een belangrijk element van ons economisch proces. Veelal gaat dit via het marktmechanisme, maar kan (voor een deel) ook op andere wijzen worden gerealiseerd. De overheid heeft een ordenende verantwoordelijkheid opdat in vrijheid - eerlijk, rechtvaardig en veilig - een optimale allocatie wordt gerealiseerd. Ook de externe effecten moeten niet op anderen worden afgewenteld maar in de (kost)prijs tot uiting komen. Kortom van de overheid wordt ordening en het goed inrichten en uitoefenen van de rol van marktmeester vereist.
● De overheid moet noodzakelijke taken actief oppakken die niet door anderen (kunnen) worden uitgevoerd. Duidelijk is dit voor de voorziening van een voor ieder toegankelijke (fysieke, sociaal-culturele en kennis-) infrastructuur. Het betreft ook de productie van noodzakelijke goederen en diensten die niet door anderen worden opgepakt, of waarvan door hun aard alleen een monopoloïde aanbodsvorm mogelijk is. Bovendien heeft de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid om allerlei schokken van conjuncturele of structurele aard te compenseren of te corrigeren. Voorts moet zij waar nodig faciliteren en stimuleren. Ook een adequaat arbeidsmarkt- en sociale zekerheidsbeleid hoort tot de verantwoordelijkheden van de overheid.
● De kennis en informatie op het gebied van externe effecten, duurzaamheid en welbevinden moet fors worden uitgebreid. Hierbij heeft de overheid een belangrijke (stimulerende) verantwoordelijkheid
● Internationale samenwerking, vooral in EU verband, is voor Nederland van levensbelang.
De eerste Economische salon was gewijd aan de uitgangspunten voor economische politiek. De volledige discussienota die in deze salon werd besproken treft u aan onder de knop 'nieuws' onderaan deze webpagina.
Mei 2014