Liever een basisloon voor een basisbaan
door Jos Kok
-
Waar hebben we het over
Een onvoorwaardelijk basisinkomen (verder te noemen OBI) geeft alle Nederlanders ouder dan 18 jaar van overheidswege een inkomen op het niveau van het sociaal minimum. Hier worden geen voorwaarden aan verbonden. Bij een voorwaardelijk basisinkomen (VBI) wordt van overheidswege een inkomen op het niveau van het sociaal minimum alleen gegeven aan mensen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Het gaat om voorwaarden om tot de rechthebbenden te behoren, terwijl er ook extra eisen gesteld kunnen worden aan de rechthebbenden om deze uitkering te ontvangen. Deze laatste hebben vooral betrekking op de bijstand en zijn veelal gericht op het actief werken aan het verkrijgen van een nieuwe betaalde baan. In Nederland wordt nu een VBI gegeven in de vorm van bijstand, AOW en Algemene Nabestaanden wet (ANW).
In de discussie wordt OBI vaak verward met het verlichten van de eisen om de uitkering te ontvangen. Dit geldt met name voor de bijstand. Er blijven echter voorwaarden gelden om voor bijstand in aanmerking te komen, zodat deze modaliteit geen onvoorwaardelijk basisinkomen (OBI) is, maar een verzacht voorwaardelijk basisinkomen (v-VBI).
-
Ethisch morele aspecten
In onze samenleving doen verschillende visies ronde op mens en maatschappij, en de daarbij behorende rechten, plichten en verantwoordelijkheden.
-
De gemeenschap is geheel verantwoordelijk dat ieder een minimum krijgt, onafhankelijk van wat hij doet (gemeenschapsvoorziening voor de basisbehoeften). Op minimumniveau is de relatie tussen werk en inkomen doorgeknipt.
-
Ieder op zich is verantwoordelijk om zijn best te doen, maar als het niet lukt door zwakte van hemzelf of door de omgeving heeft de gemeenschap de plicht dat op te vangen. De gemeenschap mag daar wel wat voor terug vragen (verzorgingsstaat).
-
Ieder is op zich verantwoordelijk om zijn best te doen, en als het niet lukt heeft hij pech gehad (libertair).
Een van de voorwaarden in model B kan zijn het uitvoeren van maatschappelijk relevante activiteiten; dat kunnen ook activiteiten zijn die men zelf aandraagt maar waarvoor wel toestemming wordt verleend. Als het gaat om (gepercipieerde) maatschappelijk relevante activiteiten waarbij toestemming geen rol speelt, is dat een vorm van model A.
Over deze modellen wordt principieel verschillend gedacht in de samenleving. Maar de meeste mensen zijn wel voorstander van model B, dat al een lange traditie heeft. De positie van dit model ten opzichte van A en C verschuift door aanpassingen van de voorwaarden wel in de loop der tijd. Deze voorwaarden vormen dan ook een belangrijk politiek instrument. Voorstanders van model B en C zijn van mening dat je moet werken voor je geld; model A is volgens hen (gedeeltelijk) parasitair.
Zoals vermeld worden in model B veelal bij de bijstand eisen gesteld om actief te werken aan het verkrijgen van een nieuwe betaalde baan. Dat impliceert o.i. omgekeerd dat de gemeenschap c.q. de overheid ook de verantwoordelijkheid heeft zijn uiterste best te doen om dergelijke banen ook beschikbaar te laten zijn. Deze verantwoordelijkheid geldt niet in de modellen A en C.
-
Waarom wordt een onvoorwaardelijk basisinkomen bepleit
De ongelijke rechten van de verschillende groepen werkzoekenden en de averechtse werking van veel bureaucratische regels binnen het sociale zekerheidsstelsel zijn aanleiding voor enkele economen een pleidooi te houden voor een onvoorwaardelijk basisinkomen voor alle burgers vanaf 18 jaar. Een basisinkomen op bestaansminimum betekent minimaal 70% van het netto minimumloon. Dit zou de machtsverhouding van werknemers ten opzichte van werkgevers versterken. Immers de werknemer zit, als hij genoegen kan nemen met een bijstandsniveau van € 960 per maand en voornamelijk vanwege de inkomensvoorziening werkt, niet meer aan zijn baan en zijn baas vast. Het zou mensen die dat willen ook de mogelijkheid bieden om buiten de markt en het bedrijfsleven zich maatschappelijk verdienstelijk te maken. Het geeft de burgers ook kansen om een bepaald deel van hun leven zich te concentreren op studie of mantelzorg.
-
Het belang van betaald werk
Arbeid is voor velen lang niet meer uitsluitend de noodzakelijke labeur om inkomen te vergaren. Het is tegenwoordig steeds meer naast een bron voor inkomen ook in belangrijke mate identiteitsbepalend geworden voor het individu. Het is een middel voor sociaal contact, waardering en zelfrespect; het geeft sociale status en de mogelijkheid voor zelfontplooiing. Dit neemt overigens niet weg dat er nog steeds werk is en werkers zijn waar inkomensvorming de alles overheersende functie van arbeid is. Uit sociale studies en ook uit onderzoeken naar geluksbeleving blijkt dat de meeste mensen een voorkeur hebben voor een betaalde baan.
Maatschappelijk is betaald werk een bron voor nationale welvaart en creëert het een financieel draagvlak voor de verzorgingsstaat. Bovendien is het een belangrijk middel voor sociale integratie en cohesie, omdat men door werk ‘erbij hoort’.
De veronderstelling dat mensen als ze eenmaal een tot niets verplichtend inkomen hebben gekregen, vanzelf wel iets gaan doen dat ze nuttig voor de samenleving vinden is discutabel. De behoefte uit de samenleving moet leidend zijn, niet de individuele motivatie en een vrijblijvende actie. Het moet ook niet gaan om acties die tot het normale sociale contact worden gerekend. Als behoeften uit de samenleving vervuld moeten worden, behoort in ons stelsel de samenleving daarvoor te betalen. Bezuinigingen op dit gebeid moeten niet worden gelegitimeerd met een OBI.
-
Effecten OBI
Om een goed oordeel over de wenselijkheid van OBI te krijgen is het nodig de waarschijnlijke effecten ervan te bezien, naast uiteraard te bekijken of een en ander betaalbaar is, c.q. of met de daarvoor benodigde extra kosten niet veel nuttiger andere zaken kunnen worden opgepakt. Hier eerst de belangrijke effecten.
Algemene effecten
-
Iedereen krijgt onafhankelijk van zijn behoeften of noden (arm, rijk, ziek, gezond, jong, oud) een zelfde voorziening.
-
De onderhandelingspositie op de arbeidsmarkt wordt alleen iets sterker voor werknemers op of vlak boven het minimumloon, voor zover zij voornamelijk door geld gedreven worden; werk heeft immers ook een sociale en ontplooiingsbetekenis. Voor anderen heeft het geen effect op dit gebied; zij houden een zelfde positie t.o.v. de werkgever. Per saldo kunnen er daardoor in bepaalde delen van de arbeidsmarkt veel vacatures open blijven
-
OBI kan er toe leiden dat sommige mensen zich (gedeeltelijk) terug trekken van de arbeidsmarkt. Het CPB raamt bij een OBI van 50% van het sociaal minimum een afname van het arbeidsaanbod met 5%. Vooral moeders met jonge kinderen stoppen relatief vaak met werken. Dat kan leiden tot een vergroting van de herintrederproblematiek. Uit dat zelfde onderzoek blijkt dat lage inkomensgroepen relatief gevoelig reageren op verschil in inkomsten met en zonder werk. Werkenden met een inkomen ver boven het bijstandsniveau verkrijgen naast de immateriële voldoening die ze aan hun werk ontlenen een ruime financiële prikkel om te blijven werken.
-
De uitvoeringskosten van de sociale zekerheid kunnen lager worden. Het gaat hier evenwel om een luttel bedrag van nog geen 10% van het totaal der uitgaven voor sociale zekerheid.
-
Van het onvoorwaardelijke basisinkomen gaat geen anticyclische werking uit. De uitkeringen ervan zijn immers onafhankelijk van de stand van de conjunctuur.
Subsidies voor bepaalde groepen
-
Waarschijnlijk zullen werkgevers de hoogte van het basisinkomen korten op de lonen, waardoor de meeste werknemers er netto niet op vooruit gaan. (Het netto inkomen is immers vaak de focus van de loononderhandelingen. Er is dus sprake van een subsidie voor werkgevers).
-
Door de lagere loonkosten kan een OBI wel enig extra werkgelegenheid opleveren, met name op het minimumniveau.
-
In de praktijk zullen bepaalde beroepsgroepen (bv. ceo's, advocaten, accountants) zich hiertegen kunnen wapenen, terwijl het zelfstandigen niet raakt. Ook voor hen dus een subsidie. Huishoudens met hogere inkomens kunnen er m.a.w. € 1900,- per maand op vooruit gaan. In een aantal sectoren zullen zelfstandigen voor zeer lage prijzen hun diensten willen en kunnen aanbieden.
-
OBI is ook een subsidie voor mensen die wel kunnen maar niet willen werken. Er is immers nog steeds een groep die uit eigen keuze leeft op kosten van vermogen, bedrijf, het inkomen van een partner of van de ouders. Eind 2014 waren ongeveer 1,6 mln. mensen zonder baan of studie en zochten ook geen baan. Een basisinkomen voor deze groep verhoogt de collectieve last voor de samenleving met ongeveer € 18,4 mld., zonder dat de ontvanger het nodig heeft.
Inkomensverdeling
-
Als alle sociale voorzieningen worden vervangen door een basisloon zal dit een forse terugval betekenen voor mensen die werkloos of ziek/arbeidsongeschikt worden. De inkomensdervingregelingen met bovenminimale uitkeringen worden uitgekleed, wat voor oudere werklozen of – nog erger – terminaal zieke werknemers desastreuze gevolgen kan hebben.
-
Een OBI zal naast genoemde subsidies aan rijkeren, niet behoeftigen en werkgevers, en de gevolgen voor de bovenminimale uitkeringen nog meer effecten hebben op de inkomensverdeling. Onder het OBI hebben huishoudens met meerdere personen boven de 18 jaar voordeel ten opzicht van het huidige bijstandsregime. Echter alleenstaande ouders in de bijstand hebben voordeel bij de alleenstaande oudertoeslag (€3000) uit het huidige bijstandsregime t.o.v. OBI. Algemeen geldt ook dat studenten er op vooruit gaan terwijl voor de bijstandontvangers de totale pot juist kleiner wordt. Verder speelt ook de wijze van financiering een duidelijke rol. Blijft de arbeidskorting nog in stand? Krijgen 67+ers nog een lager tarief voor de volksverzekering in de eerste belastingschijf. (AOW-premie)? Blijven de extra uitkeringen van de bijzondere bijstand nog in stand?
Verantwoordelijkheden
-
Bij een OBI wordt impliciet verondersteld dat werkzoekenden zelf geheel en alleen verantwoordelijk zijn voor het versterken van hun employability. Er is geen ingebouwde prikkel voor overheid of werkgevers daar een infrastructuur voor op te zetten.
-
Een OBI geeft de overheid een legitimering om haar verantwoordelijkheid voor het bevorderen van volledige betaalde werkgelegenheid te ontlopen. Ze kan voor zorgactiviteiten ook doorgaan met de afbraak en verschuiving naar door OBI gefinancierde mantelzorg. Het kan er zelfs toe leiden dat de overheid zich niet meer verantwoordelijk voelt aanpassingen aan werkplek of extra ondersteuningen te financieren om arbeidsgehandicapten in een betaalde baan te kunnen laten participeren. Ook geeft het werkgevers moreel een excuus om niet in te gaan op een beroep (of quoteringsregeling) om laagproductieven of gehandicapten in dienst te nemen.
-
Werknemers voor wie al jaren WW en WIA premie is betaald uit de loonruimte (het maakt daarvoor niet uit of het een werkgevers- of een werknemerspremie is) hebben rechten opgebouwd op bovenminimale uitkeringen in geval van calamiteit. Deze zijn door een betrouwbare overheid niet zo maar af te nemen, zodat een uitfasering noodzakelijk is als men de bovenminimale regelingen wil vervangen door een OBI. Dat eist een lange overgangsperiode, met nog veel hogere kosten en ook een lange tijd een tweedeling tussen mensen met de betere oude en de mindere nieuwe regeling.
Solidariteit en draagvlak
-
Genoemde subsidies kunnen solidariteit en belastingmoraal doen eroderen, omdat men geen belasting of premie wenst te betalen voor mensen en instellingen die het niet nodig hebben.
-
De verlaagde participatie kan het maatschappelijk draagvlak voor het onvoorwaardelijk basisinkomen aantasten en vervolgens de hoogte ervan onder druk zetten. Het vergroot ook de tweedeling tussen degenen die erbij horen en de ‘marginalen’.
-
De inkomensverschillen zullen naar alle waarschijnlijkheid juist toenemen.
-
Kosten OBI
Over de kosten van OBI is al veel gezegd en geschreven. Zo staat in de nota IEDEREEN DOET MEE1 uit 2015, waar in paragraaf 8 staat:
“Indien alle personen tussen 18 en 67 jaar een basisinkomen gaan ontvangen betekent dit het rondpompen van € 125 mld.2 bovenop de ca € 30 mld. aan uitkering en belasting/premievoordeel voor 67+ers. Dit bedraagt dan ca. 25% van het nationaal inkomen, terwijl nu de hele sociale zekerheid, dus inclusief boven minimale uitkeringen, re-integratieactiviteiten, schuldsanering e.d.3 13 à 14% van het nationaal inkomen beslaat. Hoe kan dit bedrag van € 125 mld. worden gevonden?
Voorstanders van het basisinkomen voeren aan dat de uitvoeringskosten van de sociale zekerheid minder worden en zo een belangrijke financieringsbron ervan zijn. In totaal wordt door UWV en gemeenten nog geen € 2,5 mld. uitgegeven aan uitvoeringskosten. Andere financieringsbronnen zijn de studiefinanciering en de bijstand die in 2015 voor respectievelijk € 4 mld. en € 5,5 mld. op de begroting staat. Ook daar stuiten we op een herverdeling van inkomens. Studenten zouden er op vooruit gaan naar een bedrag van € 7,7 mld. aan basisinkomen, voor de bijstandontvangers wordt de totale pot juist kleiner namelijk 4,3 mld.4
Het benodigde bedrag zou grotendeels moeten worden verkregen via het verhogen van belastingen bij voorbeeld op vermogen of grondstoffen. In het geval het basisinkomen als een sociale uitkering wordt beschouwd is de kans groot dat het door extra volksverzekeringspremies, wordt gefinancierd. In alle gevallen verhoogt het de collectieve druk aanzienlijk, wat de roep om extra bezuinigen zal vergroten.
[….]
Een aantal voorstanders van onvoorwaardelijk basisinkomen gaat uit van het schrappen van de arbeidskorting en van de loongerelateerde uitkeringen voor werklozen en arbeidsongeschikten via werknemersverzekeringen, waardoor ook de sociale werknemerspremies (deels) kunnen vervallen of worden ingezet voor de financiering van basisinkomen.5 Het is duidelijk dat zo’n benadering een onverantwoord snelle en hoge inkomensterugval kan veroorzaken als mensen werkloos of ongeneeslijk ziek worden.”
Hierbij spelen ook nog uitverdieneffecten zoals beschreven bij punt 3 van bovengenoemde algemene effecten. Bij een OBI van slechts 50% van het sociaal minimum zal dit al ruim € 7 mld. bedragen. Ergo, als alles meezit, dan moet nog minimaal € 80 mld. aan extra rijksinkomsten erbij (door belastingverhogingen of door bezuinigingen) om het OBI te financieren. Bij totale rijksinkomsten van ca. € 240 miljard in 2015 moet er dus nog een fikse belastingverhoging bij.
Nederland beweegt zich wat betreft belastingdruk op dit moment redelijk dicht bij het gemiddelde van de OESO. Het is niet moeilijk om te voorspellen dat bij verhogingen van de belastingdruk met ca 35% een fikse prikkel ontstaat voor belastingtoerisme. Nederland heeft veel hoofdkantoren van multinationals binnen zijn grenzen. Bij tientallen procenten belastingverhoging is een hoofdkantoor zo verplaatst. Maar ook rijke mensen kunnen zo naar België of Monaco verhuizen of via brievenbus maatschappijen in het buitenland inkomsten verplaatsen. Bovendien geven fikse belastingverhogingen een broodwinning legers belastingconsulenten die mensen helpen om de mazen van de belastingwet op te zoeken.
Kortom: bij belastingverhogingen tussen 30 en 40% zou de basis voor belastingheffing wel eens flink smaller kunnen worden. Hoe veel smaller valt niet te zeggen, maar het is een niet-triviaal probleem. Een links kabinet kan zich hier lelijk in de nesten werken. Bovendien zullen met name de rijkeren en de bedrijven door belastingvlucht of belastingontwijking de lastenverzwaring weten af te wentelen, zodat we kunnen verwachten dat deze lastenverhoging extra zwaar op de midden- en lagere inkomens zal gaan drukken.
-
Een basisloon voor een basisbaan
Zoals hierboven betoogd achten wij het de verantwoordelijkheid van de overheid om haar uiterste best te doen dat er werk beschikbaar is. Dat leidt tot het voorstel van basisbanen tegen een basisloon, zoals eerder beschreven in paragraaf 5 van IEDEREEN DOET MEE, waar staat:
“Zoals in paragraaf 2 is gesteld streven we naar volledige werkgelegenheid. Het gaat daarbij om een arbeidstijd in overeenstemming met de wensen van de mensen. We moeten en mogen niet berusten in een langdurige werkloosheid. Daarom moet de overheid alles doen om volledige werkgelegenheid te stimuleren. Daarbij zal de overheid als de markt niet voldoende werkgelegenheid kan bieden, compenserend en initiërend moeten optreden om de tekorten weg te werken. Dat vereist anticyclische conjunctuurpolitiek en ook versterkende structuurpolitiek. Hieronder wordt, zoals eerder gesteld, ook begrepen dat door de overheid extra banen in de publieke sector worden gecreëerd. We denken dan aan (tijdelijk) extra zinvolle banen in de uitbreiding en onderhoud van de fysieke, sociaal-culturele, energie- en kennisinfrastructuur; banen die ook bijdragen aan het behouden en vergroten van de employability van betrokkenen. Langdurig werklozen zouden bijvoorbeeld recht moeten krijgen op een employabilty-versterkende baan bij de gemeente tegen het minimumloon. Zodra hun productiviteit groter is dan het verschil tussen een uitkering en het minimumloon is sprake van maatschappelijke winst. Anderzijds hebben zij indien men niet boven het minimumloon betaalt een prikkel tot het zoeken van een betere baan in de marktsector.
Onder deze extra banen kunnen ook bepaalde onderdelen van maatschappelijk gericht vrijwilligerswerk worden gebracht. Deze worden dan (tijdelijk weer terug)gebracht als publieke taken bijvoorbeeld onder de paraplu van de gemeente. Dit werk krijgt dan daardoor een betaalde status, wat het subjectieve welzijngevoelen van betrokkenen vergroot. In feite wordt de uitkering een soort loon voor dat vrijwilligerswerk.”
Aangezien de publieke sector na 30-40 jaar bezuinigen aardig verpauperd is, kan het voor wethouders en gemeenteraden niet al te moeilijk zijn om met wat creativiteit in hun gemeente zinvol werk te vinden dat anders zou blijven liggen, of soms noodgedwongen door (leken)vrijwilligers wordt gedaan. Een basisbaan hoeft niet excessief duur te zijn: de gemeente is de bijstandsuitkering toch al kwijt; het gaat dus alleen om de extra kosten om het verschil tussen bijstand en minimum loon te overbruggen (ca € 7 dzd. per persoon per jaar). Zodra mensen waarde creëren die deze extra kosten overstijgt, is er sprake van maatschappelijke winst. Even rekenen:
Nederland heeft nu 430.000 bijstand- en ANW uitkeringsontvangers. Stel dat 350.000 van hen een baan tegen het minimumloon krijgt (de rest bestaat vermoedelijk uit mensen die echt nooit meer kunnen werken), dan kost dat 350.000 x € 7 dzd. = € 2,45 mld.
Het idee is – zoals vermeld - dat de gemeente strikt het minimumloon betaalt, want er moet ook nog een prikkel blijven om beter betaald werk in de marktsector te zoeken. Gemeentes kunnen ook makkelijker dan de marktsector voor zwakkere werklozen een beschutte werkomgeving aanbieden waar ze niet meteen de hoogste prestaties moeten leveren. Ook kan het werk met opleidingstrajecten worden verbonden, zodat het een opstap functie naar beter betaald werk in de marktsector kan vervullen. Dan investeer je hiermee ook in menselijk kapitaal en kan je de noodzakelijke emloyability versterking realiseren. Voor de werklozen heeft de basisbaan het voordeel dat ze uit het bevoogdende regime van de bijstand verlost zijn; ze zijn gewone werknemers, ze horen erbij.
-
Conclusie
OBI is een asociale en veel te dure maatregel. Voor een veel lager bedrag kun je nuttiger activiteiten verrichten Het legitimeert boivendien een nog verder terugtredende overheid. Niet doen dus!!
Dat neemt niet weg dat je wel wat aan de voorwaarden van het voorwaardelijk basisinkomen kunt doen (v-VBI). Wanneer krijg je het en wat kan er tegenover geëist worden. Hiervoor gelden twee belangrijke criteria:
-
Menswaardigheid, respect voor en vertrouwen in de mensen om wie het gaat
-
Investerend in menselijk kapitaal (zoals wordt bepleit in IEDEREEN DOET MEE)
De complexiteit van de voorwaarden is van invloed op de uitvoeringskosten, waarbij de voor- en nadelen van de verschillende modaliteiten op prudente wijze moeten worden afgewogen.
https://werkgroepeconomie.groenlinks.nl/uitgelicht
Zo’n 11 mln. mensen à €11½ dzd. per jaar
W.o. ook de zorgtoeslag
671.000 studenten conform begroting OCW en 375.000 bijstandontvangers (CPB-boek 16)
Het gaat om een bedrag van maximaal € 66 mld.